Energievoorziening
Let op: de vraag en het aanbod van elektriciteit en waterstof zijn aan elkaar gekoppeld. Het gebruik van elektriciteit en waterstof in plaats van fossiele brandstoffen leidt alleen tot CO2-reductie als deze duurzaam geproduceerd worden. Anders moeten extra gascentrales draaien om deze elektriciteit te produceren of komt er CO2 vrij bij de productie van waterstof uit aardgas. Andersom geldt ook dat extra hernieuwbare productie toevoegen leidt tot weinig CO2-reductie als hier geen extra vraag tegenover staat, aangezien dit leidt tot overschotten van elektriciteit of waterstof.
De huidige CO2-emissie voor de sector elektriciteitsvoorziening is 42 Mton/jaar. De verwachting van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is dat in 2030 de CO2-emissie zal zijn gedaald tot 19 Mton/jaar, oftewel 13% van de totale uitstoot in 2030.
Voor de energievoorziening hebben we acht extra maatregelen opgenomen om de CO2-emissie verder te verlagen. Bij deze extra maatregelen is rekening gehouden met de inschatting wat realiseerbaar is in tien jaar. Veel maatregelen vergen actie van zowel het betreffende bedrijf, energiebedrijven, netbeheerders, RVO, als uitvoering door installateurs/bouwbedrijven.
Elektriciteit: Koppeling vraag en aanbod
De verschillende technische maatregelen hebben effect op de totale vraag en het totale aanbod van elektriciteit. Deze maatregelen kunnen niet los van elkaar beschouwd worden aangezien vraag en aanbod invloed op elkaar hebben. Bijvoorbeeld, het toevoegen van grote hoeveelheden hernieuwbare productie zonder dat hier extra elektriciteitsvraag tegenover staat leidt tot grote overschotten van elektriciteit. Het bijplaatsen van hernieuwbare energie en het elektrificeren van de vraag moeten met elkaar in de pas lopen voor maximale CO2-reductie en kosteneffectiviteit.
In het model voor de Klimaatwijzer wordt de totale vraag naar elektriciteit en het aanbod van hernieuwbare bronnen (inclusief kernenergie) bepaald gedurende het jaar. Op momenten dat de hernieuwbare bronnen niet kunnen voldoen aan de vraag wordt de resterende vraag ingevuld met regelbare centrales op aardgas. Als het aanbod van hernieuwbare bronnen groter is dan de vraag is er sprake van overschotten, die bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden voor de productie van groene waterstof of anders geëxporteerd worden.
Waterstof: Koppeling vraag en aanbod
Er zijn verschillende technische maatregelen die effect hebben op de vraag en het aanbod van waterstof. Deze maatregelen kunnen niet los van elkaar beschouwd worden aangezien vraag en aanbod invloed op elkaar hebben. Het gebruik van waterstof leidt alleen tot CO2-besparing als deze waterstof op een CO2-vrije manier geproduceerd wordt.
Het opgesteld vermogen van elektrolysers en de hoeveelheid CCS bepalen hoeveel groene en blauwe waterstof geproduceerd kan worden. Daarnaast kan er waterstof geïmporteerd worden, maar hier zit een grens aan van 2 miljard m3 in 2030. Als de productie van groene, blauwe waterstof en de import niet voldoende om aan de vraag te voldoen moet er waterstof geproduceerd worden uit aardgas (grijze waterstof). Dit is een proces waarbij veel CO2 vrijkomt, daarom zou het kunnen resulteren in meer CO2 uitstoot dan bij direct aardgas gebruik.
Windenergie op zee
Omschrijving
Wind op zee is de belangrijkste hernieuwbare manier van elektriciteitsopwekking aan het worden. Op dit moment is dat nog biomassa, maar dat zal snel worden ingehaald door wind op zee. De Noordzee biedt nog tal van mogelijkheden, ook als rekening wordt gehouden met de scheepvaartroutes, natuur, visserij en recreatie. De kosteneffectiviteit van deze maatregel hangt af van wat er ingevuld wordt bij andere categorieën.
Range voor 2030
Minimum: Bij de ondergrens worden alleen windparken meegenomen die reeds geïnstalleerd zijn of waarvan de tenderprocedure al afgerond is.
Maximaal: Bij de bovengrens van 25 GW wordt het maximale technische potentieel gerealiseerd.
Beleid
De overheid kan er voor zorgen dat er meer windparken op zee komen door nieuwe tenders uit te schrijven. Hiervoor moeten eerst geschikte locaties geïdentificeerd worden en de kavels gereserveerd worden. Subsidie is niet nodig omdat de kostprijs sterk verlaagd is de afgelopen jaren. Wel zal er op een of andere manier zekerheid gegeven moeten worden aan de investeerders, dat kan bijvoorbeeld door een leveranciersverplichting.
Windenergie op land
Omschrijving
Al in het Energieakkoord (2013) was afgesproken om het aantal windturbines op land uit te breiden. De huidige turbines zijn groter en minder kostbaar. Plaatsing in ons dicht bevolkte land is niet overal even makkelijk. De kosteneffectiviteit van deze maatregel hangt af van wat er ingevuld wordt bij andere categorieën.
Range voor 2030
Minimum: Bij de ondergrens van 6 GW worden alleen de windmolens meegenomen die al gerealiseerd zijn of waar al vergunning en subsidie voor verleend is.
Maximaal: Bij de bovengrens van 15 GW wordt het maximale technische potentieel met grotere turbines dan nu ingevuld.
Beleid
De overheid kan extra windmolens op land stimuleren door verhoging van het budget voor de SDE++ subsidie. Daarnaast kunnen de doelstellingen voor hernieuwbare productie op land voor de Regionale Energie Strategieën (RES) opgehoogd worden. Ook zal er, vanwege draagvlak, voor gezorgd moeten worden dat de omgeving mee profiteert van de inkomsten uit windenergie.
Zonne-energie op land
Omschrijving
Zonne-energie groeit hard. Het is nu even populair als in Duitsland, zowel op woningen, op boerderijen, op bedrijfsgebouwen en als zonnepark. De kosteneffectiviteit van deze maatregel hangt af van wat er ingevuld wordt bij andere categorieën.
Range voor 2030
Minimum: Bij de ondergrens van 14 GW worden alleen de zonnepanelen meegenomen die al gerealiseerd zijn of waarvoor al subsidie is toegekend. Dat is lager dan wat in de KEV staat en in het Klimaatakkoord is afgesproken (26 GW).
Maximaal: Bij de bovengrens van 55 GW wordt het technisch maximale potentieel benut, vooral met extra zonneparken.
Beleid
De overheid kan extra zonneparken stimuleren door verhoging van het SDE+ budget. Daarnaast kunnen hernieuwbare productie op land voor de Regionale Energie Strategieën (RES) opgehoogd worden.
Biomassa voor elektriciteit
Omschrijving
Het Planbureau voor de Leefomgeving verwacht dat biomassa in 2030 wordt ingezet voor de levering van warmte aan huizen, gebouwen en de industrie. Deels gebeurt dat in warmte-kracht-(WK)-centrales die ook elektriciteit maken. Met dit schuifje kun je de inzet van biomassa voor warmte+elektriciteit in WK-installaties stopzetten.
Range voor 2030
Minimum: Het Planbureau voor de Leefomgeving verwacht dat biomassa in 2030 wordt ingezet voor de levering van warmte aan huizen, gebouwen en de industrie. Deels gebeurt dat in warmte-kracht-(WK)-centrales die ook elektriciteit maken. Met dit schuifje kun je de inzet van biomassa voor warmte+elektriciteit in WK-installaties stopzetten.
Maximaal: Bij de bovengrens wordt aangenomen dat ook tot en met 2030 installaties die warmte + elektriciteit produceren op biomassa kunnen werken.
Beleid
De overheid kan de subsidies voor warmte + elektriciteitsproductie uit biomassa verlengen.
Kerncentrales
Omschrijving
Op dit moment hebben we 1 kerncentrale, in Borssele van 0,5 GW. Kerncentrales stoten tijdens gebruik geen CO2 uit en draaien nagenoeg het hele jaar door. De kosteneffectiviteit van deze maatregel hangt af van wat er ingevuld wordt bij andere categorieën. Het realiseren van nieuwe kerncentrales kost een lange voorbereidingstijd.
Range voor 2030
Minimum: Bij de ondergrens wordt de huidige kerncentrale in Borssele voor 2030 gesloten zoals enkele politieke partijen willen. De centrale heeft op dit moment een vergunning tot 2033.
Maximaal: De bovengrens gaat uit van 3GW aan nieuwe kerncentrales op elk van de locaties met reservering vanuit Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO): Borssele, Maasvlakte en Eemshaven. De realisatietermijn voor kerncentrales is minimaal 10 jaar. Het is onzeker of ook met sterk optreden het mogelijk zal zijn om nieuwe kerncentrales te realiseren in 2030.
Beleid
De overheid kan extra kerncentrales stimuleren door subsidiëring, mee te investeren en/of bepaalde risico’s af te dekken. Er zijn momenteel al drie locaties gereserveerd voor kerncentrales vanuit de BARRO.
Piekcentrales op waterstof
Omschrijving
Niet alle elektriciteit kan ingevuld worden door hernieuwbare bronnen. Op momenten dat de zon niet schijnt en het niet waait, moet elektriciteit geproduceerd worden met piekcentrales. In 2030 zijn dit in principe centrales op aardgas, maar deze centrales kunnen (na ombouw) ook draaien op waterstof. Met deze maatregel worden centrales op aardgas omgebouwd naar centrales op waterstof.
Hoe de waterstof wordt geproduceerd is vermeld bij de maatregel Energievoorziening > Groene waterstof. Hoe de waterstof wordt geproduceerd bepaalt de CO2-uitstoot. De kosteneffectiviteit van deze maatregel hangt af van wat er ingevuld wordt bij andere categorieën.
Range voor 2030
Minimum: Bij de ondergrens zijn er geen waterstofcentrales in 2030. Alle gascentrales draaien op aardgas.
Maximaal: Bij de bovengrens zijn er 2 grote gascentrales (elk 1,3 GW met slechts 2100 draaiuren per jaar) op waterstof in 2030.
Beleid
Centrales op waterstof zijn in 2030 een stuk duurder dan centrales op aardgas. Daarom is subsidiëring nodig om deze centrales rendabel te maken. Een andere beleidsmogelijkheid is een CO2-budget voor de elektriciteitsproductie of een leveranciersverplichting.
Groene waterstof
Omschrijving
Waterstof kan op verschillende manieren geproduceerd worden. ‘Groene’ waterstof wordt geproduceerd door middel van elektrolyse met hernieuwbare elektriciteit, zoals wind- of zonne-energie. Met deze maatregel bepaal je het opgesteld vermogen van de elektrolysers en daarmee hoeveel groene waterstof geproduceerd wordt. De electrolysers moeten gevoed worden door voldoende wind- of zonnestroom, dus let op dat je genoeg zonne- en windenergie kiest, zodat deze maatregel een gunstig CO2-effect scoort.
Als de vraag naar waterstof groter is dan de productie van groene waterstof wordt deze geproduceerd uit aardgas met CCS en/of door import. De kosteneffectiviteit van deze maatregel hangt af van wat er ingevuld wordt bij andere categorieën.
Range voor 2030
Minimum: Bij de ondergrens zijn er geen elektrolysers in 2030. Alle waterstof wordt geproduceerd met aardgas in combinatie met CO2-opslag en/of door import van waterstof
Maximaal: De bovengrens van 6 GW komt overeen met wat maximaal realiseerbaar is in 2030.
Beleid
Productie van waterstof uit elektrolyse is in 2030 nog een stuk duurder dan productie van waterstof uit aardgas. Daarom is subsidie nodig of voldoende marktverplichtingen voor een rendabele afzet van groene waterstof (bijmengen, emissievrij vrachtvervoer).
Bijmenging groen gas
Omschrijving
Van biomassa reststromen kan groen gas gemaakt worden door middel van vergisting of vergassing. Groen gas is chemisch identiek aan aardgas. Daarom kan het aardgas vervangen zonder dat er aanpassingen nodig zijn aan het netwerk of installaties. Met deze maatregel kun je bepalen hoeveel groen gas wordt geproduceerd en ingevoed op het gasnet. Doordat het ingevoed wordt op het gasnet wordt het groen gas in alle sectoren gebruikt.
Range voor 2030
Minimum: De ondergrens komt overeen met het minimale economische potentieel. Het is de verwachting dat deze hoeveelheid groen gas sowieso geproduceerd wordt, ook zonder stimulerend beleid.
Maximaal: De bovengrens komt overeen met het maximale economische potentieel. Dit is de hoeveelheid groen gas die geproduceerd wordt bij sterk ondersteunend beleid. Dit is gelijk aan de doelstelling uit het klimaatakkoord.
Beleid
Groen gas is in 2030 een stuk duurder dan aardgas, Daarom is subsidie nodig of een bijmengverplichting voor een rendabele afzet van groen gas.